Onderbetaling advocaten schaadt kwaliteit rechtsbijstand
Herman van der Meer Commissievoorzitter
De vergoedingen die advocaten krijgen voor het verlenen van rechtsbijstand, zijn twintig jaar oud. Door dat „achterstallig onderhoud” gaat de kwaliteit van de rechtsbijstand achteruit, zegt Herman van der Meer, die dit onderzocht.
Herman van der Meer: „Advocaten werken voor minder dan de helft van wat volgens de overheid redelijk is.”
Herman van der Meer mocht van het ministerie van Veiligheid en Justitie alles concluderen, behalve dat advocaten meer geld moeten krijgen voor zaken in de rechtsbijstand. Een onmogelijke opdracht, concludeert hij na een jaar onderzoek te hebben gedaan naar de werklast van advocaten in de rechtsbijstand. „Er is sprake van ernstig achterstallig onderhoud”, zegt Van der Meer, president van het gerechtshof in Amsterdam. Advocaten besteden vaak véél meer tijd aan zaken dan de tijd waarvoor ze betaald krijgen, concludeert hij. Herman van der Meer (1958) is president van het gerechtshof in Amsterdam. Eerder was hij onder meer advocaat bij Kennedy Van der Laan, kantonrechter en president van de rechtbank in Haarlem.
Mensen met een laag inkomen – onder de 25.000 euro per jaar – kunnen via de rechtsbijstand een advocaat krijgen. De advocaat wordt dan grotendeels betaald door de overheid op basis van een vastgelegd puntensysteem: één punt staat gelijk aan ongeveer één uur werk. Het door de overheid beoogde uitgangspunt is dat advocaten daar een, door de staat vastgesteld, „redelijk inkomen” voor krijgen. Dat gaat uit van 1.200 declarabele uren per jaar en komt overeen met ongeveer 40.000 euro netto op jaarbasis.
De praktijk is dat advocaten meer uren nodig hebben om iemand goed bij te staan, concludeert de commissie die vorig jaar werd ingesteld om het systeem van gefinancierde rechtsbijstand te onderzoeken. Van der Meer: „Advocaten werken meer uren, maar de vergoedingen zijn twintig jaar oud. Dat kan niet meer.” Vooral in delen van het familierecht (bijvoorbeeld echtscheidingszaken) is de verhouding tussen werktijd en betaling zoek. Van der Meer: „Daar wordt gemiddeld 22 uur per zaak aan rechtsbijstand verleend, maar voor 10 uur betaald, omdat het vooraf vastgestelde puntenaantal 10 is. Advocaten werken voor minder dan de helft van wat volgens de overheid redelijk is.”
De oplossing? Dat is niet aan hem, vindt Van der Meer – hij wil nadrukkelijk geen politiek bedrijven, zegt hij. „Er moeten moeilijke keuzes gemaakt worden.” Om die keuzes inzichtelijk te maken, schetst hij vier scenario’s. Meer geld erbij bijvoorbeeld – volgens het rapport is per jaar 125 miljoen euro extra nodig om aan het „redelijke inkomen” te voldoen. Maar dat wil het ministerie niet. „Of er moet harder gewerkt worden om dat inkomen toch te krijgen, maar dat is een illusie. Dan moet een advocaat 1.700 uur werken, dat is onhaalbaar”, zegt Van der Meer. „Een andere mogelijkheid is dat het inkomen van advocaten fors omlaag gaat. Voor een uur werken krijgen ze dan 42 minuten betaald. Of je houdt vast aan het budget en zegt: dit is wat we er jaarlijks aan willen uitgeven. Dan is in september het geld op, volgens onze berekeningen.” Maar dat blokkeert de eerlijke toegang tot de rechter, en dat mag niet van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Is de conclusie dan niet: er moet meer geld bij?
„Dat is aan de politiek. Wij hebben de wetgever willen voorhouden wat de feitelijke situatie is.”
Wat is die situatie?
„De tijdsbesteding van advocaten is op veel rechtsgebieden toegenomen. Het huidige stelsel van rechtsbijstand is gebaseerd op vergoedingsnormen van twintig jaar geleden. In die twintig jaar heeft de rechtspraktijk een enorme ontwikkeling laten zien.”
Waardoor is de werklast van advocaten toegenomen?
„Deels komt dat door de juridisering van de samenleving; mensen zijn mondiger geworden. We praten hier over een stelsel waar bijna 40 procent van de Nederlanders beroep op kan doen. Een andere oorzaak is toegenomen juridische complexiteit. Kijk naar de zorg, of de sociale zekerheid: daar heeft de overheid de regels een stuk ingewikkelder gemaakt. Bovendien is de overheid in 60 procent van de gevallen partij in, of betrokken bij, een zaak in de rechtsbijstand. De overheid is dus een belangrijke oorzaak van de toename van het aantal zaken. Ze zou zich daar meer rekenschap van moeten geven. Wellicht houdt dit rapport ze een spiegel voor en leidt het tot zelfreflectie over hun eigen rol. Dat zou winst zijn.”
Toegenomen werklast, maar gelijke vergoedingen: is dit overal in de advocatuur zo?
„Het rapport laat een wisselend beeld zien. In bijvoorbeeld de asieladvocatuur is de vergoeding redelijk aan de maat, gemiddeld genomen. Maar vooral in het personen- en familierecht is sprake van een schrijnende situatie. Gemiddeld werken advocaten daar 22 uur aan een zaak, maar krijgen ze tien uur vergoed. Advocaten worden verplicht kwaliteit te leveren, tegen een in het geheel niet dekkend tarief.”
Wat zijn de gevolgen voor advocaten als zij maar voor de helft van hun werk betaald krijgen?
„Onderbetaling gaat ten koste van de kwaliteit van de geleverde rechtsbijstand. Dat is zeer onwenselijk. Ook zien we in de advocatuur steeds meer zogenoemde eenpitters. Die hebben geen kantoor en secretaresse, en besteden weinig tijd en geld aan opleidingen. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling, want het raakt ook de kwaliteit van hun werk. Advocaten moeten zich beter specialiseren, bevelen wij aan.
„Uiteindelijk is het belangrijkste knelpunt dat de rechtsstaat eronder lijdt als de rechtsbijstand kwalitatief onvoldoende is en onvoldoende toegankelijk. Als je achterstallig onderhoud aan een gebouw constateert, is het tijd daar wat aan te doen. Je kunt het niet doen, maar meestal loopt dat niet goed af. De rechtsbijstand is een essentieel onderdeel van de rechtsstaat, een belangrijk fundament van onze samenleving. Dat is te belangrijk om te laten versloffen.”
KARIN VAN LOTRINGEN (46) FAMILIERECHTADVOCAAT IN AMSTERDAM
Karin van Lotringen: „Ik sta soms halve dagen zelf te kopiëren.”
„Dit deel van m’n kamer ben ik aan het opruimen, want ik krijg er een collega bij.” Familierechtadvocaat Karin van Lotringen wijst naar de andere helft van haar kantoor in de wijk De Pijp in Amsterdam. Ze legt uit dat er nieuwe advocaten worden gezocht zodat het collectief de vaste lasten met meer mensen kan delen. Tegelijkertijd bezuinigt het kantoor op ondersteunend personeel. „Ik sta soms halve dagen zelf te kopiëren,” zegt Van Lotringen, „wat op zich niet erg is, maar het gaat wel van de tijd af die je in een zaak kunt stoppen.”
Van Lotringen houdt zich bezig met familierecht; zaken zoals scheidingen en uithuisplaatsingen van kinderen. Ze legt uit dat het puntensysteem voor rechtsbijstand vroeger goed werkte, omdat tegenover elke moeilijke zaak in de regel ook een makkelijke stond. „Het idee was dat het uitmiddelde,” zegt ze. „Maar in het familierecht is het helemaal uit de pas gaan lopen.” Waar advocaten in bijvoorbeeld alimentatiezaken vroeger voor de overheidsvergoeding van 700 of 900 euro soms 25 uur, maar soms ook maar 5 uur werkten, worden nu de simpele zaken steeds vaker door cliënten zelf opgelost, onder andere met behulp van het juridisch loket. En dus blijven voor de advocaat slechts de erg tijdrovende klussen over.
De bezuinigingen op de rechtsbijstand werken ook door in de portemonnee van de cliënt. Sinds 2013 betalen in het familierecht zelfs cliënten die in de laagste inkomenscategorie vallen een eigen bijdrage van ten minste 287 euro. En daar komen nog griffiegelden van 78 euro bij. En omdat niet iedereen in aanmerking komt voor een verlaging via bijzondere bijstand, is het voor sommigen simpelweg te veel.
„Een enkele keer laat je het dan maar zitten, maar op een gegeven moment kun je je dat niet meer permitteren”, zegt Van Lotringen, „Ik heb gelukkig een verdienende partner, anders zou ik het nu al niet kunnen volhouden. Ik geef het nog een paar jaar, maar als het niet verandert, dan houdt het een keer op.”
WILLEM BOELENS (48) ASIELADVOCAAT IN UTRECHT
Willem Boelens: „Je werkt je anders je eigen faillissement in.””
Willem Boelens begon in 2005 als advocaat. Hij hoopte asielzoekers die niet veilig zijn in hun land van herkomst bij te kunnen staan in hun strijd voor een Nederlandse verblijfsvergunning. Vorig jaar besloot hij echter noodgedwongen een groot aantal asielzaken bij voorbaat niet meer aan te gaan. Als hij bij een intakegesprek inschat dat een zaak te veel tijd gaat kosten en het financiële risico te groot is, kiest hij ervoor de cliënt te weigeren. „Het is een gewetenskwestie, ik heb er verschrikkelijk mee geworsteld, maar heb toch de knoop moeten doorhakken”, zei hij. „Je werkt je anders je eigen faillissement in.”
Boelens werkt gemiddeld tussen de 20 en 30 uur aan een zaak, 40 wanneer de reden voor vluchten lastig te bewijzen is, zoals bij LHBT-vluchtelingen of bekeerlingen. Door de bezuinigingen van 2015 krijgen asieladvocaten in het geval van een vervolgaanvraag (een tweede of latere poging) slechts 200 euro bruto rechtsbijstand wanneer de asielaanvraag van zijn client wordt afgewezen en 700 euro wanneer het wordt toegewezen. Zelden kunnen de cliënten hem zelf betalen. Oftewel, zelfs als Boelens zo’n zaak wint, verdient hij bij lange na niet de 100 euro per uur waar het rechtsbijstandssysteem op bedacht was.
Boelens zegt dat hij merkt dat de bezuinigingen hun weerslag hebben op de kwaliteit van het werk van collega-asieladvocaten. „Ik ben zelf niet een advocaat die zegt: vul maar een formuliertje in en ik zie u bij het voornemen tot afwijzing.” Maar hij komt vaak „knoeiwerk” tegen wanneer hij zaken oppakt die andere advocaten eerder al zijn aangegaan. Dat levert vervolgens dan weer repareerwerk op voor Boelens, die bijvoorbeeld de rechter ervan moet overtuigen dat een verklaring van zijn cliënt in een eerdere zaak verkeerd geïnterpreteerd was, terwijl de advocaat van toen daar niets over had aangemerkt.
De bezuinigingen hebben geleid tot een systematisch verzwakte positie van de burger ten opzichte van de overheid, meent Boelens. „Je bent de de rechtsstaat behoorlijk aan het afbreken, als je als overheid zegt: wij werpen dusdanige drempels op voor rechtzoekenden, door het ze moeilijk te maken vanwege een hoge eigen bijdrage, of het de advocaat moeilijk te maken door hen niet genoeg te betalen.”
- Bron: NRC, 25 oktober 2017, Mark Lievisse Adriaanse & Kasper van Laarhoven