Second opinion bedrijfsarts standpunt van de FNV
Het FNV heeft een uitgesproken mening over het recht op een second opinion van een bedrijfsarts. Het recht van werknemers op een second opinion van een bedrijfsarts is een fopspeen, tenzij de ondernemingsraad zijn invloed laat gelden. De or kan namelijk eisen stellen aan de regeling van de second opinion in het contract tussen werkgever en bedrijfsarts.
Met ingang van 1 juli 2017 heeft iedere werknemer recht op een second opinion van een andere bedrijfsarts. Die arts mag niet werkzaam zijn voor de werkgever of diens arbodienst. De SER had een second opinion in overweging gegeven ‘met het oog op het bevorderen van het vertrouwen van werknemers in de bedrijfsarts’.
Een second opinion kan worden aangevraagd wanneer de werknemer twijfels heeft over het oordeel van de bedrijfsarts van zijn werkgever. In ieder contract met een arbodienst (of arbodienstverlener) dat op of na 1 juli 2017 is gesloten, moet het recht op een second opinion zijn geregeld.
Een fopspeen?
De werknemer zou zelf de andere bedrijfsarts voor een second opinion moeten kunnen kiezen. Een bedrijfsarts waarin hij of zij vertrouwen heeft. Dat was de oorspronkelijke gedachte van het recht op een second opinion: een bedrijfsarts zonder banden met de werkgever of diens arbodienst.
In de uitwerking van het recht op een second opinion (in artikel 2.14d Arbobesluit) wordt deze gedachte echter om zeep geholpen. De keuze van de bedrijfsarts voor de second opinion ligt hier namelijk in beginsel bij de werkgever en diens arbodienst. Zij kunnen volstaan met opname in hun onderlinge contract van de naam van de bedrijfsarts aan wie werknemers een second opinion kunnen vragen.
De second opinion wordt dus een fopspeen, tenzij… de ondernemingsraad (of de pvt) de second opinion redt zoals die bedoeld was. De or kan dat doen door slim gebruik te maken van zijn instemmingsrecht met betrekking tot het contract met de arbodienst.
Niet goed geregeld? Dan geen instemming!
De werkgever is wettelijk verplicht de second opinion in het contract te regelen, op straffe van een boete. De or kan eisen stellen aan de regeling van de second opinion in het contract. Niet goed geregeld? Dan geen instemming!
De or moet de selectie van de arbodienst of de bedrijfsarts niet aan de werkgever en de arbodienst overlaten. Wellicht zijn er werknemers die vertrouwen hebben in een bepaalde bedrijfsarts of arbodienst. De or kan dat inventariseren.
Het is in elk geval verstandig om als or met alternatieven te komen voor de bedrijfsarts(en) of arbodienst(en) die de werkgever aandraagt. Landelijk opererende alternatieven, die het belangrijk vinden om werknemers een onafhankelijk oordeel te bieden, zijn bijvoorbeeld het Landelijke Expertiseorgaan, IKA Ned en de arbodienst Expereans. Een andere mogelijkheid is de Landelijke Pool Bedrijfsartsen Second Opinion (LPBSO).
Bedrijfsarts die niet in het contract wordt genoemd
De werknemer mag voor een second opinion ook een bedrijfsarts of arbodienst raadplegen die niet in het contract is genoemd. Vereist is dan wel dat de werkgever daarvoor toestemming geeft; hij moet namelijk betalen. Om te voorkomen dat in zo’n geval de werkgever ‘zomaar’ weigert, kan de or een bepaling in het contract laten opnemen.
De regeling in het Arbobesluit is vreemd genoeg niet van toepassing als een ander dan de werkgever de second opinion betaalt. Dit kan bijvoorbeeld een verzekeraar zijn. De werkgever en diens bedrijfsarts mogen die second opinion negeren. De or kan echter ook hier de regeling wel van toepassing doen zijn door dat in het contract te laten opnemen.
- Dit bericht maakt deel uit van een groter artikel over de second opinion en de rol van de or. Meer weten? Lees het gehele artikel van Rik van Steenbergen binnenkort in het OR magazine van de FNV, ed. 1/2.
Bron: 12 januari 2018, Rik van Steenbergen, beleidsadviseur kwaliteit van de arbeid en arbeidsrecht bij de FNV.