Bezwaar en Beroep Jeugdwet

Wilt u hulp bij bezwaar of beroep tegen een beslissing van de gemeente in het kader van de Jeugdwet? Neem contact op met Sociaal Verhaal. Wij helpen mensen met laag of geen inkomen om beslissingen op grond van de Jeugdwet bij de gemeente aan te vechten. In de Jeugdwet wordt het wettelijk recht op zorg vervangen door een jeugdhulpplicht voor gemeenten, vergelijkbaar met de huidige compensatieplicht in de Wmo. De gemeente is gehouden om hulp te verlenen als een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben bij problemen met het opgroeien, zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie. Dit moet in de vorm van een voorziening op het gebied van jeugdhulp. De gemeente is alleen verplicht om een voorziening te treffen als de jeugdige en zijn ouders het niet op eigen kracht kunnen oplossen. De gemeente moet dan een besluit nemen of en welke voorziening de jeugdige nodig heeft. Dit vloeit voort uit artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet. Deze beslissing van de gemeente over het al dan niet verlenen van een voorziening op grond van de Jeugdwet staat open voor bezwaar en beroep conform de Algemene wet bestuursrecht.

De gemeente is op grond van ditzelfde artikel uit de Jeugdwet gehouden om zorg te dragen voor deskundige advisering over en beoordeling van de vraag, of er een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is en welke voorziening dit moet zijn. De gemeente is echter niet verplicht dit advies over te nemen en zij mag een zelfstandige afweging maken welke voorziening in het specifieke geval genomen moet worden. De door de gemeente te treffen voorziening, kan zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening zijn, of een individuele voorziening. Een individuele voorziening heeft meestal betrekking op meer gespecialiseerde zorg. De gemeente beslist zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. Voor de niet vrij toegankelijke vormen van ondersteuning, zal eerst bekeken worden of de jeugdige of zijn ouders de ondersteuning echt nodig hebben. De gemeente zal over deze ‘niet vrij toegankelijke voorzieningen’ een verleningsbeslissing nemen op basis van een beoordeling door de gemeente van de persoonlijke situatie en behoeftes van de aanvrager. De gemeente legt dit vast in een beschikking, met de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Als de aanvrager van mening is dat de gemeente in het individuele geval, te kort schiet in haar ‘jeugdhulpplicht’, dan kan de aanvrager bezwaar maken tegen de afwijzende beschikking van de gemeente. En vervolgens zo nodig beroep bij de rechtbank tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente instellen.

Hulpvraag jeugdhulp

De gemeente dient in gesprekken met het kind, de ouders en het sociale netwerk (waaronder bijvoorbeeld familie, kinderdagverblijf of de school) in beeld te brengen wat de hulpvraag is, wat de persoonlijke situatie is en op welke manier het sociale netwerk en de eigen kracht van het kind en het gezin kan worden ingezet. Als het niet mogelijk is om vanuit de eigen kracht of het netwerk van het gezin het probleem op te lossen, dan zal de gemeente moeten beoordelen welke jeugdhulp passend is. De gemeente dient dan een zorgvuldig gesprek met de juiste deskundigheid met het kind en de ouders te initiëren. Als de problematiek complexer is, dan zal de inzet van de juiste deskundigheid in het gesprek een beslissende rol kunnen spelen. De gemeente zal haar inschatting en voorgestane werkwijze in een beslissing moeten vastleggen. Als de ouders en het kind het niet eens zijn met de verleningsbeslissing van de gemeente, dan kunnen zij conform de Algemene wet bestuursrecht bezwaar of beroep instellen tegen de Jeugdwet beslissing van de gemeente.

zakelijk

Wilt u hulp bij bezwaar of beroep tegen een beslissing van de gemeente in het kader van de Jeugdwet? Neem contact op met Sociaal Verhaal.

Procedure beroep Jeugdwet

Bent u het als ouder of kind niet eens met de beslissing op bezwaar in het kader van de Jeugdwet door de gemeente? De procedure voor beroep Jeugdwet, loopt formeel bij de rechtbank, sector bestuursrecht. U kunt bij de bestuursrechter, conform de regeling uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), beroep instellen naar aanleiding van een beslissing van de gemeente over het al dan niet toekennen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp. De kinderrechter zal in deze beroepzaken als bestuursrechter de procedure in het kader van de Jeugdwet beoordelen.

De procedure voor bezwaar en beroep Jeugdwet, is in het kort als volgt. De gemeente moet, als dit noodzakelijk is ten behoeve van de jeugdige, voorzieningen treffen op het gebied van jeugdhulp (artikel 2.3 Jeugdwet). Hierbij geldt een onderscheid tussen ‘vrij toegankelijke’ en ‘niet vrij toegankelijke voorzieningen’. Met betrekking tot de vrij toegankelijke voorzieningen van de gemeente, die de gemeente vrij aanbiedt aan haar inwoners, is er geen individuele beslissing van de gemeente nodig. Ten aanzien van de ‘niet vrij toegankelijke’ voorzieningen, is de gemeente verplicht om daarover een beschikking af te geven. Deze beschikking is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Tegen dit besluit staat bezwaar en beroep open. Als een belanghebbende niet instemt met het besluit, dient hij daartegen eerst bezwaar aan te tekenen bij de gemeente (artikel 7:1 Awb). Komt er vervolgens een afwijzende beslissing op bezwaar van de gemeente, dan kan hij in beroep gaan bij de kinderrechter, die in Jeugdwet-zaken optreedt als bestuursrechter. De kinderrechter toetst op dezelfde wijze als een bestuursrechter en kan de beschikking van de gemeente slechts in stand houden of vernietigen. Dit volgt uit artikel 8:6, eerste lid, van de Awb, welk artikel verwijst naar hoofdstuk 2 van de bij die wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. In artikel 8, zevende lid, van dat hoofdstuk is geregeld dat de kinderrechter bevoegd is. Tegen een uitspraak van de kinderrechter, als bestuursrechter aangaande de Jeugdwet, kan vervolgens hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (Awb, bijlage 2, hoofdstuk 4, artikel 10). De Centrale Raad van Beroep is in Wmo-zaken tegen de gemeente eveneens de hoogste bestuursrechter om in hoger beroep over Wmo-besluiten van de gemeente te oordelen.

Uitzonderingen bezwaar en beroep Jeugdwet

Er geldt een paar uitzonderingen in de Jeugdwet waarbij geen bezwaar en beroep bij de bestuursrechter mogelijk is. Zo zijn onder de Wet Jeugdzorg (Wjz)  enkele besluiten van het Bureau Jeugdzorg uitgezonderd van bezwaar en beroep. Deze besluiten staan op de zogeheten ‘negatieve lijst’ van de Awb (bijlage 2, hoofdstuk 1, Awb).

Het gaat om de volgende besluiten van Bureau Jeugdzorg:

  1. het besluit tot uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling (artikel 3, vierde lid, Wjz);
  2. het besluit ter uitvoering van de ondertoezichtstelling (artikel 6, eerste lid, juncto artikel 10, eerste lid, onderdeel b, Wjz);
  3. het besluit ter uitvoering van jeugdreclassering (artikel 6, eerste lid, juncto artikel 10, eerste lid, onderdeel c, Wjz);
  4. het besluit tot het toepassen van maatregelen die de vrijheid van het jeugdige aantasten evenals het besluit aangaande het verlof (artikel 6, eerste lid, juncto 29o tot en met 29r, 29t, 29v, Wjz).

Tegen deze besluiten van Jeugdzorg kan op grond van artikel 8:5, eerste lid, Awb geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Men zal zich in deze geschillen tot de civiele kinderrechter moeten wenden, die in deze zaken als civiele rechter een beslissing neemt. Tegen de civiele uitspraak van de kinderrechter staat vervolgens hoger beroep bij het Gerechtshof open en daarna cassatieberoep bij de Hoge Raad.

De reden dat deze besluiten van Jeugdzorg uitgesloten zijn van de (bestuursrechtelijke) mogelijkheid van bezwaar en beroep, is gelegen in het volgende. Op grond van de Wet is er altijd een rechterlijke machtiging nodig als Jeugdzorg een jeugdige onder toezicht wil stellen, uit huis wil plaatsen of een jeugdreclasseringsmaatregel wil opleggen. Tegen deze rechterlijke beschikkingen staat altijd hoger beroep open.

Tegen besluiten tot het toepassen van maatregelen die de vrijheid van het jeugdige aantasten en het besluit aangaande het verlof (artikel 2.3, jo artikel 6.3.1 tot en met 6.3.4, 6.3.6, 6.4.1 Jeugdwet), kan de minderjarig een klacht indienen volgens het klachtrecht. Tegen een beslissing van de klachtencommissie op deze klacht, kan de jeugdige in beroep gaan bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Deze beroepscommissie is een onafhankelijke rechter in de zin van het Europees Verdrag Rechten van de Mens (EVRM).

Dit alles leidt er toe dat er verschillende rechtsingangen zijn voor de ouders en het kind om beslissingen van Jeugdzorg (de gecertificeerde instelling) of de Raad voor de Kinderbescherming aan te vechten. Voor de ouders en de minderjarige is het echter moeilijk om de juiste juridische weg te bewandelen. Neem daarom gelijk met Sociaal Verhaal contact op als u brieven heeft ontvangen van Jeugdzorg, een gecertificeerde instelling, de gemeente, de Raad voor de Kinderbescherming of de rechtbank. Wij helpen u verder.

Neem daarom gelijk met Sociaal Verhaal contact op als u brieven heeft ontvangen van Jeugdzorg, een gecertificeerde instelling, de gemeente, de Raad voor de Kinderbescherming of de rechtbank

Besluiten kinderrechter waartegen geen hoger beroep mogelijk is

Er is een aantal beschikkingen van de kinderrechter waartegen ouders en kind geen hoger beroep kunnen instellen. Dit op grond van artikel 807 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het betreft de volgende beschikkingen:

  • beschikking tot vervanging van bureau jeugdzorg (oftewel: de gecertificeerde instelling) (artikel 1:254, vijfde lid, BW);
  • beschikking tot voorlopige ondertoezichtstelling (artikel 1:255 BW);
  • beschikking tot vervallen verklaring van een aanwijzing (artikel 1:259 BW);
  • beschikking tot intrekken aanwijzing (artikel 1:260 BW) met uitzondering van beschikking inzake omgangsrecht (artikel 1:263a, tweede lid, BW);
  • beschikking aangaande proefherstel (1:278, tweede lid, BW);
  • beschikking over het blokkaderecht van pleegouders (artikel 1:253s of 1:336a BW).

Het enige rechtsmiddel dat openstaat tegen deze beschikkingen van de kinderrechter, is cassatie in het belang der wet. Een dergelijk cassatieberoep brengt echter geen wijziging aan in de rechtspositie van de ouder of het kind die dit cassatieberoep indient. Een soort ‘mosterd na de maaltijd’ derhalve.

Tot slot kan het voorkomen dat er een voorziening is getroffen door de gemeente, maar dat de ouders of de minderjarige het niet eens zijn met de wijze van uitvoering van de voorziening door de jeugdhulpaanbieder. Hiertegen kan worden opgekomen bij de gemeente. De gemeente heeft immer in eerste instantie geoordeeld dat en welke voorziening het kind of de ouders nodig heeft. Neem met ons contact op als u het niet eens bent met de uitvoering van een voorziening van de gemeente. Wij bespreken met u welke mogelijkheden u heeft om uitvoering van de voorziening aan te vechten.