Utrecht , 23-6-2015

 

Boetes voor bijstandsgerechtigden die ten onrechte geld hebben ontvangen, moeten worden afgestemd op individuele omstandigheden. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter op het gebied van sociaal bestuursrecht, vandaag bepaald in 4 zaken over de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid in bijstandszaken. Die zogenoemde Fraudewet heeft als uitgangspunt dat standaard een boete wordt gegeven die even hoog is als het bedrag dat terugbetaald moet worden. De Raad vindt dat onterecht en stelt dat de verwijtbaarheid mee moet wegen bij het vaststellen van de boete.

100%

Bijstandsgerechtigden die ten onrechte bijstand hebben ontvangen, moeten dit terugbetalen. Het daarnaast nog opleggen van een boete die even hoog is als dat bedrag, heeft grote gevolgen voor hen.

Uit de uitspraken van de Raad blijkt dat bij het opleggen van een boete rekening moet worden gehouden met de individuele situatie van betrokkene, zodat niet standaard een boete kan worden opgelegd van 100%.

Opzet

Een boete van 100% mag alleen worden opgelegd als er sprake is van opzet bij de betrokkene. Bij grove schuld mag een boete worden opgelegd van 75%. De gemeente die de boete oplegt, moet aantonen dat sprake is van opzet of grove schuld. Bij “gewone” verwijtbaarheid mag slechts een boete worden opgelegd van 50%. Een boete van 25% is mogelijk als sprake is van verminderde verwijtbaarheid. De gemeente moet dat beoordelen.

Niet gemeld

In twee zaken waarin betrokkenen niet hadden doorgegeven werkzaamheden te verrichten, oordeelt de Raad dat opzet is aangetoond. Zij hadden de werkzaamheden willens en wetens niet  gemeld om te voorkomen dat dit gevolgen zou hebben voor hun uitkering of zou leiden tot strafvervolging. Een boete van 100% kon dan ook worden opgelegd. In een zaak waarin een bijstandsgerechtigde een adreswijziging niet had doorgegeven, had de gemeente niet aangetoond dat de betrokkene dit bewust had verzuimd. In die zaak stelde de Raad de boete vast op 50%. Ook in een zaak over het kweken van 6 hennepplaten is de boete verlaagd van 100% naar 50%. Daarbij was van belang dat het ging om een relatief kleine hennepkwekerij, dat betrokkene niet strafrechtelijk was vervolgd, dat de hennepplanten voor eigen gebruik waren bedoeld en er nog niet was geoogst.

Eindoordeel

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is in deze zaken een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraken dan ook geen hoger beroep instellen.

 

Bron: Rechtspraak.nl CRvB

Uitspraken: ECLI:NL:CRVB:2015:1801, ECLI:NL:CRVB:2015:1807, ECLI:NL:CRVB:2015:1879, ECLI:NL:CRVB:2015:1880