Rechter wijst gebrekkige vordering Direct Pay af
Kantonrechter Maastricht 19 april 2017 RBLIM:2017:3645 (..)
Zeldzaam slecht onderbouwd is de onderhavige vordering van Direct Pay, die zij zegt (maar zelfs niet aantoont) door cessie overgenomen te hebben van ‘Afterpay’. ‘Afterpay’ is de al dan niet rechtstreeks aan Direct Pay (en/of WebCasso) gelieerde financieringsmaatschappij (‘rechtsvoorloper’), die de vordering op haar beurt zou ontlenen aan een onderneming die in ‘gezondheidsproducten’ in de paramedische sfeer lijkt te handelen. Die laatste onderneming heeft haar zaakjes klaarblijkelijk slecht voor elkaar. Althans als afgegaan moet worden op de hier voorliggende zaak. Een ontoereikend zaakdossier, althans voor zover Direct Pay dit overgenomen dossier in een gebrekkig onderbouwde vordering vertaalt, is ter beoordeling aan de kantonrechter voorgelegd. Nadat mogelijk in een eerdere fase gedaagde er buiten rechte al mee overvallen is. Dat laatste is allerminst zeker, getuige het feit dat Direct Pay in haar exploot beweert niet op de hoogte te zijn van enig verweer van gedaagde. De fanatieke bestrijding van de vordering door gedaagde in de gerechtelijke procedure maakt het tamelijk onwaarschijnlijk dat zij eerder dan 9 januari 2017 (datum dagvaarding) kennis gekregen heeft van een tegen haar gerichte vordering. Het feit dat Direct Pay het ten aanzien van zowel de beweerdelijk afgegeven factuur als de ‘aanmaningen’ dan wel een brief als bedoeld met de ‘zogenaamde 14-dagenbrief’ slechts over ‘verzenden’ of ‘sturen’ heeft, versterkt het vermoeden dat gedaagde deze nooit ontving. In elk geval is die reële ontvangst van zulke ‘stukken’, conform art. 3:37 lid 3 BW vereist om het daarmee beoogde rechtseffect te bewerkstelligen, door Direct Pay niet gesteld. Laat staan dat zij de ontvangst aangetoond heeft. Voor een aanzienlijk deel zou dit manco te maken kunnen hebben met gebruik van elektronische middelen door Direct Pay althans door haar rechtsvoorgangsters (zoals ook al in het bestelproces het geval was) voor de correspondentie met de klant/consument.
Wat immers opvalt, is dat Direct Pay een ‘factuur’ en ‘herinneringen’ aanroert, althans bijvoegt, waarvoor overduidelijk het communicatiemiddel e-mail gebruikt is zonder dat vermeld is naar welk e-mailadres een en ander verstuurd is. De aanduiding in het adresgedeelte dat de stukken bestemd waren voor ‘gedaagde’ doet (net als de toevoeging van ‘Arkeb’ aan het huisadres) niet direct de bel rinkelen dat het hier om de gedaagde partij gaat. In elk geval laat Direct Pay hiermee de mogelijkheid open dat “Pure Garcinia Cambogia” (PGC) contact legde met een (aan haar opgegeven) e-mailadres van een derde persoon die zich de identiteit van gedaagde toegeëigend had. Zoals die eventuele derde ook al in het bestelproces de identiteit van gedaagde had kunnen misbruiken. Aldus wreekt zich het feit dat PGC klaarblijkelijk in haar geheel elektronisch opgezette verkoopmethodiek geen identiteitscontrole noch check van de verkoop achteraf ingebouwd heeft. In elk geval in deze zaak is daarvan niet gebleken. Dan had Direct Pay immers niet de handen in de lucht hoeven steken met het zwakke excuus dat van deze langs elektronische weg gesloten overeenkomst nu eenmaal geen ondertekend document beschikbaar is. Wellicht niet met een handtekening bezegeld, maar op zijn minst moet in door PGC aangelegde bestanden meer te vinden zijn dan hetgeen Direct Pay in veel te vage bewoordingen weergeeft als door gedaagde ingevulde ‘persoonlijke gegevens’. Het gaat er immers juist om welke gegevens dat waren en hoe precies deze eventueel naar gedaagde te herleiden zijn (of juist niet).
Het feit dat Direct Pay nalaat zo’n geprint elektronisch bestand in te brengen, geeft te denken. Klaarblijkelijk ontbreken daarin directe aanwijzingen die leiden naar de persoon gedaagde of zijn er juist indicaties in te bespeuren die daarover twijfel oproepen. Als gezegd had PGC met een check op de ingevulde persoonsgegevens (direct dan wel achteraf door een bevestiging op schrift te verlangen) kunnen voorkomen dat een derde de identiteit van gedaagde misbruikte. PGC of haar rechtsopvolgster Direct Pay draagt daar nu het risico van, want de totstandkoming van enige koopovereenkomst die gedaagde zou kunnen binden, is in de verste verte niet bewezen (en ook niet nader te bewijzen aangeboden). Datzelfde geldt voor de weliswaar gestelde maar zelfs niet aannemelijk gemaakte levering van het volgens Direct Pay verkochte maar ongenoemd gelaten product aan gedaagde. Direct Pay komt immers niet verder dan de stelling dat de ‘bestelling’ of dit product (‘een ‘goed’ in haar terminologie) is ‘verzonden naar het opgegeven adres’. Het wederom zwakke excuus dat daarvan door het tijdsverloop (dat valt immers wel mee) geen ‘afleverbewijs’ getoond kan worden, maakt ten overvloede ook de daadwerkelijke levering aan de hier gedaagde persoon onbewijsbaar. In het midden kan dus gelaten worden dat het ongevraagd toezenden van een niet gekocht product geen verplichting tot restitutie laat staan tot betaling creëert.
Een gebrekkige presentatie lijkt bijna het handelsmerk van deze eisende partij te zijn. Bij diverse gelegenheden is haar aandacht daar al voor gevraagd, maar in deze zaak is het bijna nog erger. Het heeft er alle schijn van dat hier zonder enige goede grond een partij in rechte betrokken is op basis van veel te gebrekkige informatie. Het is mede in het te beschermen belang van de gedaagde partij dat strikt de hand gehouden wordt aan de eisen en waarborgen van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ten aanzien van in het bijzonder de inrichting van de eis in het exploot van dagvaarding. De artikelen 21, 85 en 111 Rv verdienen in dat opzicht speciaal de aandacht van Direct Pay en de aan haar gelieerde onderneming(en), waaronder WebCasso. Die voorschriften beogen een zorgvuldige procesgang te bevorderen, faciliteren hoor en wederhoor en bevorderen dat eventuele bewijsvragen helder op tafel komen. De consequentie van niet-naleving van procesregels als de hier genoemde kan dan zijn dat de rechter daaruit de gevolgtrekking maakt die hem geraden voorkomt, meestal in het nadeel van de partij die de regel schendt.
Waar in deze zaak in ieder geval niet of vergaand onvoldoende heeft kunnen blijken van een vordering van PGC, kan in het midden blijven of een daaraan te ontlenen zelfstandig vorderingsrecht van Direct Pay bestaat. De relevantie van de weliswaar gestelde maar niet met enig bewijs of een bijzondere aanwijzing gestaafde cessie (in twee fasen) is daarmee immers nihil.
Tot slot en geheel ten overvloede wordt hier nog aan toegevoegd dat de beide nevenvorderingen hoe dan ook (dus ook bij toewijsbaarheid van de hoofdvordering) hadden moeten sneuvelen. Direct Pay heeft in haar inleidende processtuk én in de repliek immers ten aanzien van de onderbouwing van haar aanspraken op vergoeding van rente en incassokosten zodanige steken laten vallen, dat geconcludeerd moet worden dat van eventueel buiten rechte ingetreden betalingsverzuim aan de kant van gedaagde niet had kunnen blijken. Direct Pay heeft in haar stellingname onvoldoende of op onjuiste wijze toepassing gegeven aan art. 3:37 lid 3 BW en heeft evenmin recht gedaan aan de verzuimvereisten zoals die in het bijzonder in art. 6:82 en art. 6:83 BW neergelegd zijn. In het bijzonder maakt zij niet aannemelijk dat in de gegeven situatie sprake heeft kunnen zijn van een fatale termijn of vervaltermijn als bedoeld in art 6:83 aanhef en sub a. BW dan wel van een door de debiteur ontvangen ingebrekestelling die aan de eisen van art. 6:82 BW voldeed. Als gevolg daarvan kunnen art. 6:119 BW (aanspraak op wettelijke rente) en art. 6:96 lid 2 aanhef en sub c. BW (aanspraak op vergoeding van redelijke kosten van invordering) geen toepassing krijgen. Die aanspraken veronderstellen beide voorafgaand verzuim van de debiteur en het is ten zeerste de vraag of/ hoe Direct Pay dan wel PGC of ‘Afterpay’ voldoende gedaan heeft om rechtsgeldig verzuim van gedaagde te bewerkstelligen of daarvan uit te mogen gaan.
De conclusie van de voorgaande overwegingen kan geen andere zijn dan dat Direct Pay geen sluitend bewijs leverde van het bestaan van een overeenkomst tussen “Pure Garcinia Cambogia” en gedaagde, noch van een daaruit resulterende levering van een gekocht product. Zij kan ook niet toegelaten worden tot het alsnog leveren van zulk bewijs bij gebreke van daarop gerichte toereikende stellingen en meer in het bijzonder omdat zij nalaat haar globale bewijsaanbod ook maar enigszins te verbijzonderen naar de periode en omstandigheden van aanbod en aanvaarding. Omdat niet heeft kunnen blijken dat gedaagde langs die weg een hoofdsom van € 59,95 aan (de rechtsvoorgangster van) verschuldigd geworden is, wordt de gehele vordering inclusief nevenvorderingen aan Direct Pay ontzegd.
Als geheel in het ongelijk te stellen partij zal Direct Pay tot slot in de proceskosten verwezen worden. Deze kosten worden aan de zijde van gedaagde begroot op een bedrag van € 30,00 voor redelijkerwijs aan het bezoek van twee rolzittingen verbonden kosten. Dit onderdeel van de beslissing kan niet uitvoerbaar verklaard worden bij voorraad omdat hier niet om gevraagd is. De kantonrechter vertrouwt er op dat Direct Pay netjes tot betaling van deze kostenvergoeding aan gedaagde overgaat binnen een termijn van veertien dagen na opgave van een betaaladres door laatstgenoemde aan WebCasso te Barendrecht.
Bron: Ius Novum, 26 april 2017
Voorbeeld van een incassozaak van een onderneming die een gecedeerde vordering op basis van een te gebrekkig aanvangsdossier dan wel te gebrekkige vertaling daarvan in de eigen processtukken laat sneuvelen.
Oorspronkelijke koopovereenkomst (via internet), noch daaruit voortkomende levering van beweerdelijk gekocht product wordt aannemelijk gemaakt.
Bijkomende vorderingen, slechts in beeld komend in geval van verzuim, ook veel te gebrekkig onderbouwd (ten overvloede).
Ambtshalve kostenveroordeling ten gunste van in persoon procederende gedaagde.
Volledige tekst uitspraak
Vindplaats
Rechtspraak.nl
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 5689050 CV EXPL 17-1011
Vonnis van de kantonrechter van 19 april 2017 (vervroegd)
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DIRECT PAY SERVICES B.V.
gevestigd en kantoorhoudend te (2993 LD) Barendrecht aan Oslo 9
eisende partij
gemachtigde: mr. F.M.E. Peters, werkzaam bij “WebCasso B.V.” of “WebCasso B.V.” te Barendrecht aan Oslo 15
tegen
[gedaagde]
wonend te [woonplaats] aan de [adres]
gedaagde partij
in persoon procederend
Partijen zullen hierna aangeduid worden als “Direct Pay” respectievelijk “ [gedaagde] ”
1 De procedure
Direct Pay heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 9 januari 2017 in rechte betrokken voor een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding.
Tegelijk daarmee zijn enige ongenummerde en in het inleidende processtuk inhoudelijk onbesproken gelaten producties betekend.
[gedaagde] heeft ter zitting van 8 februari 2017 – de datum waartegen zij opgeroepen was – mondeling geantwoord en zich ten gronde tegen de vordering verweerd.
Vervolgens heeft Direct Pay op 8 maart 2017 van repliek gediend onder verwijzing naar twee producties, waarvan er slechts één nieuw was. Zij volhardde bij haar vordering.
Hierop is door [gedaagde] bij wijze van dupliek wederom mondeling gereageerd. Zij heeft ter rolzitting van 5 april 2017 ook van haar kant ten volle gepersisteerd.
Tot slot is vonnis bepaald, zodat vandaag – bij vervroeging – uitspraak gedaan kan worden.
2 Het geschil
de vordering van Direct Pay en de wijze van presentatie in rechte
Direct Pay vordert de veroordeling van [gedaagde] – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – tot betaling van € 100,38, te vermeerderen met wettelijke rente over dit gehele uit drie bedragen opgebouwde saldo, waarin al € 40,00 aan kosten van incasso en € 0,43 aan vervallen geachte rente verwerkt zijn (zodat mede rente over een rentebedrag gevorderd wordt), alsmede tot betaling van de met deze zaak gemoeide, nader te liquideren proceskosten ‘eventueel te vermeerderen met BTW’. Direct Pay zegt overigens die als btw aan te duiden laatste post te kunnen verrekenen, zodat de toevoeging overbodig is.
Direct Pay, die zichzelf in de aanhef van het exploot aanduidt als ‘rechtsopvolger van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid arvato FINANCE B.V. h.o.d.n. Afterpay’ te Heerenveen (verder aan te duiden als “Afterpay”), legt aan haar vordering ten grondslag dat zij zich door (dubbele) cessie zijdens eerst ‘Puregarciniacambogia.nl’ (?) en vervolgens Afterpay eigenaar acht van een vordering. Deze vordering vloeit voort uit een overeenkomst van ‘opdracht’ tot levering van ‘goederen’ (‘in het bijzonder goederen besteld via de website van ‘Puregarciniacambogia.nl’). [gedaagde] is in de hoedanigheid van consument op een bij exploot in het midden gelaten moment / datum een overeenkomst met de zich achter de website verschuilende onderneming aangegaan en deze onderneming zou aan haar daaruit resulterende ‘verplichtingen’ voldaan hebben. Genoemd is een als zodanig niet in het geding gebrachte factuur die de dagtekening ’01-08-2016’ zou hebben en een gefactureerd bedrag van € 59,95 zou bevatten. Om welke zaak / zaken het hierbij zou gaan, laat Direct Pay na te vermelden. Ook valt in het exploot niet te ontwaren hoe / wanneer en op welk adres de ‘verkoper’ veronderstelt aan haar leveringsverplichting voldaan te hebben.
De vordering is uitsluitend gebaseerd op ‘de verzonden factu(u)r(en)’, maar ook die verzending is niet geconcretiseerd. De consument in kwestie zou er ‘bij het plaatsen van de bestelling’ voor ‘gekozen’ hebben ‘achteraf te betalen via Afterpay’. De aan de orde gestelde hoofdsom wordt gevormd door dit enkele factuurbedrag van € 59,95 dat ‘ondanks schriftelijke aanmaningen’ onbetaald gelaten is. Direct Pay typeert zulks als ‘wanbetaling van gedaagde’ die verzuim veroorzaakte en die Direct Pay of haar ‘rechtsvoorloper’ (rechtsvoorgangster) noodzaakte haar vordering uit handen te geven aan ‘haar gemachtigde’. Er zou een ‘zogenaamde’ (zogenoemde of zogeheten) veertiendagenbrief ‘aan gedaagde gestuurd’ zijn, die Direct Pay volgens zichzelf gerechtigd maakt [gedaagde] naast de hoofdsom en een bedrag van € 0,43 aan vervallen rente (vanaf wanneer?) nog € 40,00 aan (eigen) buitengerechtelijke kosten door te berekenen. Het gepretendeerde intreden van betalingsverzuim relateert Direct Pay aan een ‘voor voldoening bepaalde termijn’ die [gedaagde] gesteld zou zijn. Waarom die termijn als een vervaltermijn in de zin van art. 6:83 aanhef en sub a. BW beschouwd zou moeten worden, onthult het exploot niet.
In voortgezet debat releveert Direct Pay, wederom zonder datum, object, omstandigheden en nadere details te noemen of ondersteunend (schriftelijk of ander) materiaal in te brengen, dat [gedaagde] ‘via internet een bestelling geplaatst’ heeft bij de onderneming met de moeilijke naam (volgens Direct Pay: “Pure Garcinia Cambogia”). Zij beroept zich op de gekozen manier van klantwerving via een website als verklaring voor het gegeven dat van de ‘elektronische overeenkomst’ geen ‘door partijen ondertekend document’ bestaat. Toch voegt Direct Pay in haar repliek aan eerdere beweringen toe dat op die overeenkomst een bepaalde set via een klik te activeren algemene voorwaarden van toepassing verklaard is. Daarnaar heeft Direct Pay zonder verdere detaillering of concrete aanduiding van het belang van een enkel onderdeel verwezen (prod.1). Direct Pay heeft als prod.2 op 8 maart 2017 ook een fotokopie ingebracht van iets dat zij aanduidt als ‘de op de bestelling betrekking hebbende factuur’ (prod.2, identiek aan één van de aan het exploot gehechte stukken). Ter bestrijding van de absolute ontkenning van enige klantrelatie door [gedaagde] in haar antwoord, komt Direct Pay niet veel verder dan dat zij die ‘stelling van gedaagde volledig van de hand’ wijst. [gedaagde] zou immers ‘bij de bestelling haar persoonlijke gegevens ingevuld’ hebben en “Pure Garcinia Cambogia” heeft vervolgens ‘de bestelling verzonden naar het opgegeven adres’.
Direct Pay erkent niet te beschikken over een ‘afleverbewijs’. Dat zou ‘niet langer voorhanden’ zijn en wel omdat ‘de aflevering ruime tijd geleden heeft plaatsgevonden’. Voor het overige bevat de repliek van Direct Pay een complete herhaling van zetten. Ook in deze conclusie laat de eisende partij na aan de hand van gedetailleerde beschrijving van stukken waarover zij beschikt (zelfs voor zover die eventueel – nog – niet in het geding gebracht waren) helderheid te verschaffen in het bestaande dispuut bij twee volstrekt tegenover staande partijstandpunten. Direct Pay handhaaft na het verweer van [gedaagde] haar vordering ‘volledig en ten stelligste’. Ten aanzien van eventueel te leveren aanvullend bewijs volstaat Direct Pay in haar beide processtukken met een naar onderwerp en middelen ongespecificeerd bewijsaanbod.
het verweer van [gedaagde]
heeft kort en goed doch met nadruk betoogd dat zij werkelijk niet weet waar Direct Pay het over heeft. Na ontvangst van een afschrift van het dagvaardingsexploot is zij op de website “Puregarciniacambogia” op zoek gegaan naar het product dat deze onderneming te koop aanbiedt. Het blijkt te gaan om ‘afvaltabletten’ ( [gedaagde] doelt klaarblijkelijk op middelen, niet aan te merken als medicijn, die helpen bij beoogde geforceerde gewichtsvermindering). Zij heeft geen idee hoe men ‘bij haar uitgekomen’ is, want zij heeft de site eerder niet bezocht, althans er niets besteld en al helemaal niet zo’n product dat zij niet nodig zegt te hebben. Bovendien is er ook niets aan haar geleverd.
In voortgezet debat heeft [gedaagde] haar verweer na kennisneming van de andersluidende opvatting van Direct Pay volledig overeind gehouden. Zij heeft nooit iets bij de bewuste onderneming besteld noch geleverd gekregen.
3 De beoordeling
Zeldzaam slecht onderbouwd is de onderhavige vordering van Direct Pay, die zij zegt (maar zelfs niet aantoont) door cessie overgenomen te hebben van ‘Afterpay’. ‘Afterpay’ is de al dan niet rechtstreeks aan Direct Pay (en/of WebCasso) gelieerde financieringsmaatschappij (‘rechtsvoorloper’), die de vordering op haar beurt zou ontlenen aan een onderneming die in ‘gezondheidsproducten’ in de paramedische sfeer lijkt te handelen. Die laatste onderneming heeft haar zaakjes klaarblijkelijk slecht voor elkaar. Althans als afgegaan moet worden op de hier voorliggende zaak. Een ontoereikend zaakdossier, althans voor zover Direct Pay dit overgenomen dossier in een gebrekkig onderbouwde vordering vertaalt, is ter beoordeling aan de kantonrechter voorgelegd. Nadat mogelijk in een eerdere fase [gedaagde] er buiten rechte al mee overvallen is. Dat laatste is allerminst zeker, getuige het feit dat Direct Pay in haar exploot beweert niet op de hoogte te zijn van enig verweer van [gedaagde] . De fanatieke bestrijding van de vordering door [gedaagde] in de gerechtelijke procedure maakt het tamelijk onwaarschijnlijk dat zij eerder dan 9 januari 2017 (datum dagvaarding) kennis gekregen heeft van een tegen haar gerichte vordering. Het feit dat Direct Pay het ten aanzien van zowel de beweerdelijk afgegeven factuur als de ‘aanmaningen’ dan wel een brief als bedoeld met de ‘zogenaamde 14-dagenbrief’ slechts over ‘verzenden’ of ‘sturen’ heeft, versterkt het vermoeden dat [gedaagde] deze nooit ontving. In elk geval is die reële ontvangst van zulke ‘stukken’, conform art. 3:37 lid 3 BW vereist om het daarmee beoogde rechtseffect te bewerkstelligen, door Direct Pay niet gesteld. Laat staan dat zij de ontvangst aangetoond heeft. Voor een aanzienlijk deel zou dit manco te maken kunnen hebben met gebruik van elektronische middelen door Direct Pay althans door haar rechtsvoorgangsters (zoals ook al in het bestelproces het geval was ) voor de correspondentie met de klant/consument.
Wat immers opvalt, is dat Direct Pay een ‘factuur’ en ‘herinneringen’ aanroert, althans bijvoegt, waarvoor overduidelijk het communicatiemiddel e-mail gebruikt is zonder dat vermeld is naar welk e-mailadres een en ander verstuurd is. De aanduiding in het adresgedeelte dat de stukken bestemd waren voor ‘ [gedaagde] ’ doet (net als de toevoeging van ‘Arkeb’ aan het huisadres) niet direct de bel rinkelen dat het hier om de gedaagde partij gaat. In elk geval laat Direct Pay hiermee de mogelijkheid open dat “Pure Garcinia Cambogia” (PGC) contact legde met een (aan haar opgegeven) e-mailadres van een derde persoon die zich de identiteit van [gedaagde] toegeëigend had. Zoals die eventuele derde ook al in het bestelproces de identiteit van [gedaagde] had kunnen misbruiken. Aldus wreekt zich het feit dat PGC klaarblijkelijk in haar geheel elektronisch opgezette verkoopmethodiek geen identiteitscontrole noch check van de verkoop achteraf ingebouwd heeft. In elk geval in deze zaak is daarvan niet gebleken. Dan had Direct Pay immers niet de handen in de lucht hoeven steken met het zwakke excuus dat van deze langs elektronische weg gesloten overeenkomst nu eenmaal geen ondertekend document beschikbaar is. Wellicht niet met een handtekening bezegeld, maar op zijn minst moet in door PGC aangelegde bestanden meer te vinden zijn dan hetgeen Direct Pay in veel te vage bewoordingen weergeeft als door [gedaagde] ingevulde ‘persoonlijke gegevens’. Het gaat er immers juist om welke gegevens dat waren en hoe precies deze eventueel naar [gedaagde] te herleiden zijn (of juist niet).
Het feit dat Direct Pay nalaat zo’n geprint elektronisch bestand in te brengen, geeft te denken. Klaarblijkelijk ontbreken daarin directe aanwijzingen die leiden naar de persoon [gedaagde] of zijn er juist indicaties in te bespeuren die daarover twijfel oproepen. Als gezegd had PGC met een check op de ingevulde persoonsgegevens (direct dan wel achteraf door een bevestiging op schrift te verlangen) kunnen voorkomen dat een derde de identiteit van [gedaagde] misbruikte. PGC of haar rechtsopvolgster Direct Pay draagt daar nu het risico van, want de totstandkoming van enige koopovereenkomst die [gedaagde] zou kunnen binden, is in de verste verte niet bewezen (en ook niet nader te bewijzen aangeboden). Datzelfde geldt voor de weliswaar gestelde maar zelfs niet aannemelijk gemaakte levering van het volgens Direct Pay verkochte maar ongenoemd gelaten product aan [gedaagde]. Direct Pay komt immers niet verder dan de stelling dat de ‘bestelling’ of dit product (‘een ‘goed’ in haar terminologie) is ‘verzonden naar het opgegeven adres’. Het wederom zwakke excuus dat daarvan door het tijdsverloop (dat valt immers wel mee) geen ‘afleverbewijs’ getoond kan worden, maakt ten overvloede ook de daadwerkelijke levering aan de hier gedaagde persoon onbewijsbaar. In het midden kan dus gelaten worden dat het ongevraagd toezenden van een niet gekocht product geen verplichting tot restitutie laat staan tot betaling creëert.
Een gebrekkige presentatie lijkt bijna het handelsmerk van deze eisende partij te zijn. Bij diverse gelegenheden is haar aandacht daar al voor gevraagd, maar in deze zaak is het bijna nog erger. Het heeft er alle schijn van dat hier zonder enige goede grond een partij in rechte betrokken is op basis van veel te gebrekkige informatie. Het is mede in het te beschermen belang van de gedaagde partij dat strikt de hand gehouden wordt aan de eisen en waarborgen van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ten aanzien van in het bijzonder de inrichting van de eis in het exploot van dagvaarding. De artikelen 21, 85 en 111 Rv verdienen in dat opzicht speciaal de aandacht van Direct Pay en de aan haar gelieerde onderneming(en), waaronder WebCasso. Die voorschriften beogen een zorgvuldige procesgang te bevorderen, faciliteren hoor en wederhoor en bevorderen dat eventuele bewijsvragen helder op tafel komen. De consequentie van niet-naleving van procesregels als de hier genoemde kan dan zijn dat de rechter daaruit de gevolgtrekking maakt die hem geraden voorkomt, meestal in het nadeel van de partij die de regel schendt.
Waar in deze zaak in ieder geval niet of vergaand onvoldoende heeft kunnen blijken van een vordering van PGC, kan in het midden blijven of een daaraan te ontlenen zelfstandig vorderingsrecht van Direct Pay bestaat. De relevantie van de weliswaar gestelde maar niet met enig bewijs of een bijzondere aanwijzing gestaafde cessie (in twee fasen) is daarmee immers nihil.
Tot slot en geheel ten overvloede wordt hier nog aan toegevoegd dat de beide nevenvorderingen hoe dan ook (dus ook bij toewijsbaarheid van de hoofdvordering) hadden moeten sneuvelen. Direct Pay heeft in haar inleidende processtuk én in de repliek immers ten aanzien van de onderbouwing van haar aanspraken op vergoeding van rente en incassokosten zodanige steken laten vallen, dat geconcludeerd moet worden dat van eventueel buiten rechte ingetreden betalingsverzuim aan de kant van [gedaagde] niet had kunnen blijken. Direct Pay heeft in haar stellingname onvoldoende of op onjuiste wijze toepassing gegeven aan art. 3:37 lid 3 BW en heeft evenmin recht gedaan aan de verzuimvereisten zoals die in het bijzonder in art. 6:82 en art. 6:83 BW neergelegd zijn. In het bijzonder maakt zij niet aannemelijk dat in de gegeven situatie sprake heeft kunnen zijn van een fatale termijn of vervaltermijn als bedoeld in art 6:83 aanhef en sub a. BW dan wel van een door de debiteur ontvangen ingebrekestelling die aan de eisen van art. 6:82 BW voldeed. Als gevolg daarvan kunnen art. 6:119 BW (aanspraak op wettelijke rente) en art. 6:96 lid 2 aanhef en sub c. BW (aanspraak op vergoeding van redelijke kosten van invordering) geen toepassing krijgen. Die aanspraken veronderstellen beide voorafgaand verzuim van de debiteur en het is ten zeerste de vraag of / hoe Direct Pay dan wel PGC of ‘Afterpay’ voldoende gedaan heeft om rechtsgeldig verzuim van [gedaagde] te bewerkstelligen of daarvan uit te mogen gaan.
De conclusie van de voorgaande overwegingen kan geen andere zijn dan dat Direct Pay geen sluitend bewijs leverde van het bestaan van een overeenkomst tussen “Pure Garcinia Cambogia” en [gedaagde] , noch van een daaruit resulterende levering van een gekocht product. Zij kan ook niet toegelaten worden tot het alsnog leveren van zulk bewijs bij gebreke van daarop gerichte toereikende stellingen en meer in het bijzonder omdat zij nalaat haar globale bewijsaanbod ook maar enigszins te verbijzonderen naar de periode en omstandigheden van aanbod en aanvaarding. Omdat niet heeft kunnen blijken dat [gedaagde] langs die weg een hoofdsom van € 59,95 aan (de rechtsvoorgangster van) verschuldigd geworden is, wordt de gehele vordering inclusief nevenvorderingen aan Direct Pay ontzegd.
Als geheel in het ongelijk te stellen partij zal Direct Pay tot slot in de proceskosten verwezen worden. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op een bedrag van € 30,00 voor redelijkerwijs aan het bezoek van twee rolzittingen verbonden kosten. Dit onderdeel van de beslissing kan niet uitvoerbaar verklaard worden bij voorraad omdat hier niet om gevraagd is. De kantonrechter vertrouwt er op dat Direct Pay netjes tot betaling van deze kostenvergoeding aan [gedaagde] overgaat binnen een termijn van veertien dagen na opgave van een betaaladres door laatstgenoemde aan WebCasso te Barendrecht.
4 De beslissing
De kantonrechter komt aldus tot het volgende oordeel:
– De vordering(en) van Direct Pay wordt / worden integraal afgewezen.
– Direct Pay wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] bepaald op een bedrag van € 30,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.