Sociale recherche en Participatiewet: Hoe de zoektocht naar fraude de meest kwetsbare mensen treft!
Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 is er veel discussie geweest over de effectiviteit en rechtvaardigheid van deze wet. Eén van de instrumenten die de overheid heeft om fraude op te sporen en te voorkomen, is de sociale recherche. Maar de manier waarop deze recherche te werk gaat, heeft geleid tot kritiek en zorgen over de impact op de meest kwetsbare mensen in de samenleving.
Volgens officiële cijfers van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn er in 2020 in totaal 7.393 fraudeonderzoeken uitgevoerd door sociale rechercheurs. Dat zijn er meer dan in voorgaande jaren, maar het aantal vastgestelde fraudegevallen is gedaald van 3.445 in 2019 naar 2.780 in 2020. Dit betekent dat het percentage succesvolle fraudeonderzoeken is afgenomen van 47% in 2019 naar 38% in 2020.
Een deel van de kritiek op de sociale recherche heeft te maken met de manier waarop ze te werk gaat. Zo worden er regelmatig huisbezoeken afgelegd bij mensen die een uitkering ontvangen, zonder dat er concrete verdenkingen van fraude zijn. Volgens de Nationale ombudsman kan dit leiden tot onnodige inbreuken op de privacy van mensen en tot onterechte verdenkingen van fraude.
Daarnaast worden er bij deze huisbezoeken soms zeer persoonlijke vragen gesteld, zoals over de seksuele relatie van de persoon in kwestie. Dit is niet alleen ongepast en vernederend, maar ook onnodig voor het vaststellen van fraude. Uit onderzoek blijkt bovendien dat de meeste fraudegevallen niet door uitkeringsgerechtigden zelf worden gepleegd, maar door derden zoals werkgevers of tussenpersonen.
Een ander punt van kritiek is dat de sociale recherche vooral gericht is op het opsporen van fraude, terwijl er weinig aandacht is voor het voorkomen ervan. Zo wordt er weinig gedaan om uitkeringsgerechtigden te helpen bij het vinden van werk of het verbeteren van hun financiële situatie. Dit terwijl uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de mensen die een uitkering ontvangen, dit liever niet zouden doen en graag aan het werk zouden willen.
De Participatiewet en de sociale recherche hebben dus nog een lange weg te gaan om effectiever en rechtvaardiger te worden. Er is meer aandacht nodig voor preventie van fraude en voor het ondersteunen van mensen om weer aan het werk te gaan. En de manier waarop de sociale recherche te werk gaat, is ook nog niet naar behoren. Zo zouden ze de huisbezoeken gerichter kunnen plannen, en zo minder inbreuk maken op de privacy van de mensen. Dit zorgt er weer voor dan uitkeringsgerechtigde eerder hulp zullen zoeken, indien zij problemen ondervinden.